Aan het einde van een huurperiode komt het regelmatig voor dat onduidelijkheid bestaat over de staat waarin het pand moet worden opgeleverd. Dienen de door de huurder aangebrachte veranderingen ongedaan te worden gemaakt of niet?
In de praktijk merken wij dat voor zowel een huurder als verhuurder niet altijd duidelijk is welke rechten en plichten zij hebben. In dit artikel zetten wij daarom de uitgangspunten op een rij.
Allereerst is van belang na te gaan wat tussen partijen is afgesproken. Is overeengekomen dat de huurder het pand in de oorspronkelijke staat moet opleveren, dan heeft hij de plicht om de door hem aangebrachte toevoegingen en/of veranderingen ongedaan te maken. Daarnaast komt het voor dat een verhuurder een huurder expliciet toestemming geeft om een verandering in het gehuurde aan te brengen. Een dergelijke verandering die met toestemming is aangebracht, behoeft de huurder in principe niet te verwijderen.
Hebben partijen helemaal niets afgesproken over de toevoegingen of veranderingen die de huurder gedurende de looptijd van het contract aanbrengt? Dan is de huurder gerechtigd om deze toevoegingen weg te nemen en mee te nemen. De huurder is daarbij wel gehouden om het pand zodanig op te leveren dat dit in overeenstemming is met de staat zoals hij het bij aanvang van de huur heeft verkregen. Dit wegbreekrecht geldt tot het moment van de ontruiming. Zaken die daarna nog in het pand aanwezig zijn, worden eigendom van de verhuurder.
Heeft u vragen over uw positie bij het einde van de huur? Bel ons vrijblijvend voor advies. Wij staan u graag te woord.
27 mei 2015
Suzanne van Loon