Door: mr. Ingrid Janssen
Aangezien het meer werk in de praktijk vaak onderwerp van discussie vormt, hebben wij in de vorige ARPA Bouwkennis het wettelijk kader van meer werk geschetst. Uit dat wettelijk kader volgt dat de aannemer de opdrachtgever er in beginsel altijd op moet wijzen dat het uitvoeren van de gewenste toevoegingen of veranderingen gepaard zal gaan met een verhoging van de prijs.
In de bouw wordt vaak gewerkt op basis van de UAV 1989 (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken). Indien de UAV rechtsgeldig van toepassing zijn, gaan deze specifieke voorwaarden voor op de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Het is dus interessant te bezien welke mogelijkheden er zijn om op basis van deze algemene voorwaarden meer werk te verrekenen.
De UAV bepaalt dat verandering van het overeengekomen werk in een aantal gevallen kan leiden tot verrekening van meer werk. Het gaat in dat geval om de volgende 4 categorieën:
- Bestekswijzigingen;
- Afwijkingen van bedragen van stelposten;
- Afwijkingen van geschatte hoeveelheden;
- Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden.
Ter zake de bestekswijzigingen is uitdrukkelijk bepaald dat deze schriftelijk aan de aannemer moeten worden opgedragen. Het ontbreken van een schriftelijk stuk staat er echter niet aan in de weg dat de aannemer toch aanspraak kan maken op een prijsverhoging die daaruit voortvloeit. Niettemin verdient uit bewijstechnisch oogpunt in geval van een geschil een schriftelijke opdracht vanzelfsprekend wel de voorkeur.
In tegenstelling tot het Burgerlijk Wetboek vereist de UAV in geen van bovengenoemde gevallen dat de aannemer de opdrachtgever waarschuwt over een verhoging van de prijs als gevolg van het meer werk. De UAV lijkt dus een ruimere mogelijkheid voor de aannemer te bieden om zijn meer werk in rekening te brengen. Dat is echter schone schijn. Doordat de bepaling in het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot meer werk van dwingend recht is, is de aannemer ook onder de UAV gehouden tot waarschuwing van zijn opdrachtgever. Wijst hij zijn opdrachtgever niet op de noodzaak van de prijsverhoging, dan vervalt zijn recht op verrekening van het meer werk. Ook hier verdient het aanbeveling om de waarschuwing schriftelijk vast te leggen. Zonder vastlegging kan het bewijs immers maar zelden worden geleverd.