Door: mr. Suzanne van Loon
Door de slepende crisis wachten veel bouwvergunningen bij gemeenten, grondeigenaren en/of ontwikkelaars op een startschot voor het begin van de werkzaamheden. Zonder financiering of vereiste verkooppercentages wordt er echter helemaal niet gebouwd. Is het rechtvaardig dat gemeenten in deze situatie wel gebruik maken van hun bevoegdheid om de afgegeven vergunningen in te trekken?
Ja, zo oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een tweetal uitspraken. In beide zaken werd door de vergunninghouders aangevoerd dat het niet gebruiken van de bouwvergunning het gevolg was van de economische crisis. Op het eerste gezicht een plausibel argument. Zonder geld kan er immers niet worden gebouwd. Voor de Afdeling waren deze argumenten echter niet voldoende om af te wijken van haar vaste lijn omtrent het intrekken van vergunningen. Indien een vergunninghouder niet kan aantonen dat de vergunning alsnog binnen een redelijke termijn wordt gebruikt, oordeelt de Afdeling in beginsel dat een gemeente in redelijkheid haar bevoegdheid tot intrekking heeft mogen gebruiken. Crisis of geen crisis.
De uitspraken zijn te raadplegen op www.rechtspraak.nl
onder LJN BV9464 en LJN BW1592.
Gemeenten hebben doorgaans in beleidsregels vastgelegd wanneer zij van hun bevoegdheid tot intrekking gebruik mogen maken. In de praktijk blijkt dat daarvan meestal sprake is als de verstrekte bouwvergunning in strijd is met een inmiddels ander geldend planologisch regime of een nieuwe visie op het geldende regime.
De bevoegdheid tot het intrekken van de vergunning ontstaat indien de vergunning 26 weken niet is gebruikt. Met de invoering van de Wabo is deze termijn opgenomen in de wet. Voorheen greep men hiervoor terug op de bouwverordening.
Bron: Tijdschrift voor Bouwrecht, september 2012