Door: mr. Ingrid Janssen
In geval van een aanbesteding moet de aanbesteder de door hem gestelde eisen aan de inschrijving afstemmen op de opdracht. Hierbij mag geen sprake zijn van een onredelijke verhouding. Dit principe vloeit voort uit het proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel krijgt een belangrijke plaats in de nieuwe Aanbestedingswet die op 1 april as. in werking treedt. De rechtbank Rotterdam loopt met onderstaande uitspraak reeds daarop vooruit.
Op 15 mei 2012 kondigde de gemeente Rotterdam een Europese openbare aanbesteding aan voor de levering van bomenzand, bomengrond en eikengrond. Volgens de aanbestedingsstukken moesten inschrijvers op de onderhavige aanbesteding beschikken over een certificaat RAG landscaping of een gelijkwaardig certificaat van een onafhankelijke geaccrediteerde instelling, waaruit bleek dat de te leveren grondsoorten onder keurmerk geleverd werden. Een van de inschrijvers beschikte volgens de gemeente noch over een RAG landscaping certificaat, noch over een gelijkwaardig certificaat. De inschrijving werd om die reden ongeldig verklaard.
In de procedure die daarop volgde, stelde de voorzieningenrechter voorop dat de aanbestedende dienst dergelijke certificaten in beginsel mag verlangen.
In kwestie voldeed een van de inschrijver wel aan de eisen van een certificaat RAG landscaping, maar hij beschikte niet daarover. Hij vond de kosten van aanschaf van het certificaat, mede in relatie tot de waarde van de opdracht, namelijk te hoog. De opdracht vertegenwoordigde een waarde van circa € 200.000,- terwijl de aanschaf van het certificaat hem eenmalig circa € 10.000,- en vervolgens daarna jaarlijks nog eens € 10.000,- zou kosten. De rechter achtte die investering inderdaad relatief zo hoog, dat het eisen van het verkrijgen van dit certificaat voor deze opdracht disproportioneel was. Uiteindelijk redde de inschrijver het toch niet, omdat hij onvoldoende had aangetoond dat het door hem in plaats van het certificaat RAG Landscaping wel ingediende ISO-certificaat gelijkwaardig was.
De rechter is van oordeel dat de gemeente de inschrijving terecht ongeldig heeft verklaard.
Bron: Rb. Rotterdam 7 januari 2013, LJN: BY8450.